Tom Poes en de Hopsa’s
Klimaateditie met voorwoord van Marjan Minnesma
Door slecht weer vallen de vakantieplannen van Tom Poes en heer Bommel met auto en al in het water. Ze kunnen schuilen in een onderaardse gang, die ze naar een vrolijke, zonnige omgeving brengt die nergens op de kaart blijkt te staan. Daar leven de Hopsa’s, een vrolijk volkje dat leeft van voedzaam water dat blij maakt.
Heer Bommel is zo onder de indruk van Hopsa’s en hun land en water, dat hij deze ontdekking graag deelt met anderen. Daar springen kleine en grote schurken gretig op in, zoals Bul Super en de Bovenbazen, die al snel het landschap vervuilen en de natuurlijke bronnen uitputten, en zelfs jacht maken op de Hopsa’s zelf. Terwijl heer Bommel zich met lijf en leden verzet tegen dit alles, probeert Tom Poes met behulp van de wetenschap het geheim van de Hopsa’s te achterhalen.
Intussen had Tom Poes zijn eigen idee gevolgd. Hij wilde weten waarom het water in de Hopsa-vallei zulke vreemde eigenschappen had, en daarom was hij naar het stadslaboratorium gegaan. Hij trof het, want professor Prlwytzkofski was daar met zijn assistent nog druk aan het werk, ondanks het late uur.
‘Der waatr?’ herhaalde hij desgevraagd. ‘Daarmee zijn wij dadig, mijnheer Poes. Wij hebben na vele proevingen eindelijk ener nederslag. Zet u zich, bid ik u. Wij naderen ons einde.’
In haar voorwoord gaat Marjan Minnesma in op de eeuwigheidswaarde van de boodschap van de Bommelverhalen: ‘Alsof Marten Toonder het recent heeft geschreven, geïnspireerd door de gaswinning in Groningen, of de wens om te boren rond het Waddengebied midden in een klimaatcrisis. Alsof hij voorzag dat toeristen een gebied nietsontziend kunnen overspoelen en lokale mensen bijna altijd het onderspit delven.’