Leven en werk
Marten Toonder wordt geboren op 2 mei 1912 in Rotterdam als oudste zoon van een gezagvoerder ter koopvaardij, Marten Toonder (senior), en Trientje Huizinga. Met zijn twee jaar jongere broer Jan Gerhard verzint hij al vroeg een fantasiewereld waarin poppen avonturen beleven. Hij knipt stripfiguren uit de weekly comics die zijn vader in 1917 meebrengt uit Canada, en plakt ze op karton.
De eerste stap in Martens succesvolle loopbaan wordt gezet in Zuid-Amerika. De negentienjarige Marten mag met zijn vader meevaren als beloning voor het behalen van het HBS-A diploma. In Buenos Aires raakt hij zo gefascineerd door het werk van Dante Quinterno’s stripstudio’s dat hij besluit tekenaar te worden.
Die beroepskeuze is een schot in de roos; al snel is Marten succesvol. Zijn eerste stripseries ‘Bram’s Avonturen’ en ‘Thijs IJs’ verschijnen twee jaar na zijn reis naar Zuid-Amerika in het dagblad De Nederlander en vanaf 1934 in het Nieuwsblad van het Noorden. Vanaf 30 oktober 1933 werkt Marten bij de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij, een drukkerij die ook tijdschriften uitgeeft. Hij maakt realistische en karikaturale illustraties voor de feuilletons en vaste rubrieken, en werkt aan meerdere stripreeksen.
In 1935 trouwt hij met zijn buurmeisje Phiny Dick, die dan al schrijvend en tekenend met Marten samenwerkt. In 1938 begint Marten als zelfstandig tekenaar. De Rotogravure blijft een belangrijke opdrachtgever voor hem, daarnaast legt hij zich toe op kleurenillustraties voor boekomslagen.
Vlak na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vestigt het echtpaar zich in Amsterdam. Martens stripfiguur Japie Makreel beleeft in 1940 avonturen in het weekblad Doe Mee!. Het jaar daarop krijgt hij de kans om in De Telegraaf een nieuw beeldverhaal te starten: ‘De avonturen van Tom Poes’. Al spoedig worden kalenders, puzzels en wandplaten gebaseerd op deze strip.
In juni 1942 brengen Marten Toonder en Joop Geesink hun studio’s tesamen in de Toonder-Geesink Studio’s, met de bedoeling om er opdrachtfilms in stop-motion technieken, zoals tekenfilms en poppenfilms, te gaan maken. Het bedrijf maakt ook reclamefilmpjes voor onder andere Philips, Albert Heijn en de Nederlandse Spoorwegen. Na een jaar verlaat Geesink het bedrijf om zich toe te leggen op het maken van poppenfilms. Onder de naam ‘Toonder Studio’s’ zet Marten het productiebedrijf in 1942 voort.
De medewerkers van Geesink waren al voor de samenwerking bezig met animatie en zo kon de Geesink-Toonder studio de eerste Tom Poes film maken voor het duitse bedrijf Degeto. Hierdoor werden vele tekenaars vrijgesteld van tewerkstelling in Duitsland en had Marten Toonder een dekmantel voor de illegale werkzaamheden die onder de vlag van de studio werden uitgevoerd.
In november 1944 krijgt De Telegraaf een SS’er als hoofdredacteur. Marten Toonder laat zich door een bevriende huisarts manisch-depressief verklaren en beëindigt het lopende avontuur van Tom Poes halverwege. Hij legt zich met de Studio’s toe op werk voor de illegaliteit. Hij vervalste al enige tijd officiële documenten zoals identiteitskaarten, bonnen, distributiekaarten en stempeltekeningen. Daarnaast gaat hij nu spotprenten maken voor het ondergrondse blad Metro.
Na de oorlog breekt voor Marten Toonder en de Toonder Studio’s een bloeitijd aan. Binnen- en buitenlandse dagbladen en tijdschriften willen graag strips en beeldverhalen plaatsen, en door de opkomst van de televisie neemt de vraag naar reclame- en bedrijfsfilms toe. De Studio’s ontwikkelen nieuwe opname- en animatietechnieken.
Tom Poes zet samen met de heer Bommel zijn avonturen voort in de NRC en de Volkskrant. Omstreeks 1950 zijn die avonturen ook te volgen in enkele Belgische, Deense, Duitse, Engelse, Franse, Noorse en Zweedse publicaties.
Daarnaast starten de Toonder Studio’s nieuwe reeksen. Marten Toonder ontwerpt Kappie in 1945, Panda in 1946 en in 1955 volgt Koning Hollewijn. Phiny Dick schrijft en tekent Olle Kapoen. De medewerkers van de Toonder Studio’s volgen hun voorbeeld met eigen producties; Hans G. Kresse maakt bijvoorbeeld Eric de Noorman.
In 1955 vestigt het gezin Toonder zich in Blaricum. Inmiddels hebben Marten en Phiny vier kinderen; twee zoons en twee geadopteerde dochters. Tijdens een vakantie in Ierland beseft Toonder dat hij ‘een zorgelijk ondernemende werkgever’ is geworden in plaats van ‘een schrijvende tekenaar’. Hij neemt ontslag als directeur van de Toonder Studio’s en verhuist in 1965 naar Greystones in Ierland, waar hij zich geheel richt op het tekenen en schrijven van de Bommel en Tom Poes-verhalen.
Op initiatief van oprichter/directeur Geertjan Lubberhuizen brengt uitgeverij De Bezige Bij deze verhalen vanaf 1967 als ‘Literaire Reuzenpocket’ uit. De tekeningen worden verkleind afgedrukt, waardoor de onderschriften meer nadruk en daarmee een literaire allure krijgen. Alle 44 Bommelpaperbacks worden bestsellers. Doordat de heer Bommel de hoofdrol in de verhalen naar zich toe trekt, wordt de reeks bekend als de Bommelsaga.
Op 72-jarige leeftijd besluit Marten Toonder ermee te stoppen. De laatste aflevering van het laatste avontuur ‘Het einde van eindeloos’ staat op 20 januari 1986 in de krant, tot verdriet van vele oplettende lezertjes. Marten Toonder heeft dan, in bijna 45 jaar, een totaal van 177 verhalen in 11.768 dagelijkse afleveringen, bestaande uit meer dan 33.000 tekeningen, ondersteund door zo’n 2,6 miljoen woorden, voltooid.
Marten Toonder wijdt zich vervolgens aan zijn driedelige autobiografie. Op 7 augustus 1990 overlijdt zijn vrouw Phiny Dick. In 1996 trouwt hij met componiste Tera de Marez Oyens, die al enkele maanden na de huwelijksinzegening overlijdt. Marten vult zijn autobiografie aan met een epiloog, Tera, ter nagedachtenis aan zijn tweede echtgenote.
Om gezondheidsredenen gaat hij in 2001 terug naar Nederland waar hij zich in het Rosa Spierhuis vestigt. Vier jaar later, op 27 juli 2005, verlaat hij voorgoed deze wereld.