De eerste Tom Poes-strip, ‘Avonturen van Tom Poes’, verschijnt vanaf 16 maart 1941 in het dagblad De Telegraaf/Nieuws van de Dag.
In de oorlog stokt de aanvoer van krantenstrips uit het buitenland, waardoor Marten Toonder de kans krijgt om een strip in de Telegraaf gepubliceerd te krijgen. De hoofdredacteur kiest uit een stapeltje tekeningen die van een wollige kater, en geeft Toonder de opdracht daar een strip van te maken. Wel moet hij nog een geschikte naam verzinnen. Toonders vrouw Phiny, die net van de bakker terugkomt, suggereert Tom Poes.
In het eerste verhaal tovert een kwaadaardige dwerg slechte reuzen uit laarzen; volgens schrijver en tekenaar Marten Toonder was dit gegeven geïnspireerd op een uitspraak van zijn vader, die in 1933 in nazi-Duitsland was geweest, en had gezegd: als je daar laarzen plant, groeien er soldaten uit. Toonder realiseert zich al spoedig dat de dappere en slimme poes alleen een reeks verhalen niet kan trekken; hij heeft een tegenspeler nodig. En zo stapt al in het derde avontuur, ‘Tom Poes in de tovertuin’, heer Olivier B. Bommel de verhalen binnen. Hij vormt de tegenpool van Tom Poes, en groeit na verloop van tijd uit tot de hoofdpersoon, omdat zijn vele zwakheden hem als personage meer diepgang geven. De reeks dagstrips wordt daarom ook wel aangeduid met de naam ‘Bommelsaga’.
In de loop van de verhalen zal steeds duidelijker worden dat Tom Poes en heer Bommel samen yin en yang zijn, elkaar geheel aanvullen; Tom Poes is strikt rationeel en bescheiden, heer Bommel is impulsief, emotioneel, soms vrij egocentrisch en verwaand.
Tom Poes is vanaf het begin razend populair; een half jaar na zijn krantendebuut is de eerste boekuitgave een bestseller met 20.000 verkochte exemplaren in slechts twee weken.
De avonturen van Tom Poes verschijnen zowel als tekststrip, met de tekst onder de plaatjes (gepubliceerd in diverse dagbladen, eerst in De Telegraaf, na de oorlog gedurende meer dan vier decennia in NRC Handelsblad en de Volkskrant, en in vele regionale dagbladen) en als ballonstrip (in onder andere Ons Vrije Nederland, Donald Duck en Revue).
De dagstrip heeft een trouwe en steeds groter wordende groep lezers, en zal 45 jaar lang vrijwel onafgebroken doorlopen. Als de strip wordt afgesloten met ‘het Einde van Eindeloos’ in 1986, zijn er 11.768 afleveringen, verschenen in 177 verhalen.
Naarmate de strip zich ontwikkelt verandert de onderwerpkeuze van de verhalen. Waar de eerste verhalen draaiden om draken, reuzen en verborgen schatten, zijn gaandeweg maatschappelijke thema’s en menselijke zwakheden het onderwerp van de verhalen. Ambtenarij, de consumptiemaatschappij, goede bedoelingen, kunst, omgaan met geld, ontspoorde wetenschap… steeds weer weet Toonder ons met milde humor een spiegel voor te houden.
Toonders persoonlijke interesses geven de verhalen meerdere lagen: Motieven uit de Keltische mythologie, psychologie, (oosterse) filosofie, science fiction.
De verschillende personages hebben allemaal hun eigen, vaststaande rol, van waaruit ze op voorspelbare manier op situaties reageren: de ambtenaar Dorknoper, voor wie regels voor alles gaan, de ‘onsterfelijke’ kunstenaar Terpen Tijn, de door zijn eigen denken verblinde professor Prlwytzkofski, de verwaande buurman van heer Bommel markies de Canteclaer, de ruwe zeebonk Wal Rus, enzovoort.
De lezer raakt steeds meer vertrouwd met de wereld van heer Bommel en Tom Poes: het Donkere Bomen Bos, de Zwarte Bergen, het knusse stadje Rommeldam.
Wat de verhalenreeks vooral populair heeft gemaakt is Toonders zeer persoonlijke taalgebruik, dat wordt gekenmerkt door understatement, anachronistisch woordgebruik en humor. Taalvondsten van Toonder vinden hun weg naar het alledaagse Nederlands; minkukel, denkraam, zielknijper, om er een paar te noemen. Al in 1954 wordt Toonder opgenomen als lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde waarmee hij als literator wordt erkend.
Gerard Reve vond Bommel ‘grote literatuur’, en Jan Wolkers prees Toonders satire, die nooit drammerig was.
Het besluit van uitgeverij De Bezige Bij om de verhalenreeks in paperbackformaat uit te geven blijkt een schot in de roos; boek na boek is een bestseller. Een Bommelpocket past in de boekenkast tussen de ‘echte’ boeken, waardoor het literaire aspect wordt benadrukt. De tekeningen worden echter wel wat aan de kleine kant afgedrukt. De recente heruitgave door De Bezige Bij op oblong-formaat geeft de tekeningen de hernieuwde aandacht die ze verdienen. Eerder deed ook uitgeverij Panda dit in een zeer complete uitgave van de volledige werken.
De tijdloze thematiek, Toonders virtuoze taakgebruik en humor hebben de Bommelverhalen geliefd gemaakt bij een groot publiek. Sla een Bommelpocket open in een café, en de kans is groot dat iemand opmerkt: ‘Ah, Heer Bommel hè, ik heb ze allemaal gelezen’…

In november 1947 komen de Toonder Studio’s met een eigen kinderweekblad op de markt: Tom Poes Weekblad.
Bijna alle vaste en freelance werknemers doen mee. Het blad loopt in eerste instantie goed, maar dit wordt in de loop der jaren steeds minder. Het oprichten van de Tom Poes-club en de Liga van Tom Poes en Bommel-vrienden kan daar weinig aan veranderen. Een korte tijd loopt parallel aan het Tom Poes Weekblad de Bommelbode. Afgezien van de omslag is dit blad identiek aan het Tom Poes Weekblad. Van de Bommelbode verschijnen slechts twaalf nummers. In 1951 wordt besloten een punt achter de uitgave van Tom Poes Weekblad te zetten.
Vanaf 1955 verscheen Tom Poes ook als ballonstrip in de Donald Duck.
Omdat Toonder het druk had met de dagstrip en de Toonder Studio’s werd het meeste werk voor de weekstrip door medewerkers van de Studio’s gedaan. De verhalen werden geschreven door onder anderen Lo Hartog van Banda, Andries Brandt, Harry van den Eerenbeemt, Paul Biegel en Eiso Toonder, de zoon van Marten.
De tekeningen en inkleuringen werden gedaan door onder andere Frits Godhelp, Ben van ’t Klooster en Wim Lensen en Terry Willers. Dick Matena, heden vooral bekend om zijn verstripping van klassiekers uit de Nederlandse literatuur, tekende veel verhalen.
Naast nieuwe verhalen werden ook bewerkingen van dagstrips gemaakt. Uiteraard werd alles wel door Marten Toonder gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd.
Tom Poes verscheen als ballonstrip in Donald Duck van 1955 tot 1969, van 1980 tot 1988 en in 1999 en 2000, en aan het einde van de 50-er jaren ook in de Revue. De Tom Poes-ballonstrips werden ook in albumvorm uitgegeven.
In ‘Tom Poes en de jakker-jekker’ zien we Tom Poes als ‘bad guy’! Door het aantrekken van een leren jack transformeert hij in een sigaretten rokende motorduivel. Komt het echt door de jas, of…

Van 1957 tot 1966 verscheen Tom Poes in Revue.
Wekelijks verscheen een paginagrote aflevering op de achterkant van dit weekblad. Hiervoor werden dagstrips bewerkt of werden nieuwe verhalen special voor Revue geschreven en getekend.
In totaal zijn er 23 verhalen gepubliceerd, die zich onderscheiden door een zeer bewerkelijke en mooie inkleuring door Toonders ‘meester-schilder’ Wim Lensen.
Deze verhalen zijn in boekvorm gepubliceerd door uitgeverij Panda, die deze uitgave onlangs in een herziene versie opnieuw heeft uitgebracht.
